leidenlanguageblog

"Dat bedoelde ik niet!" (Deel 2)

"Dat bedoelde ik niet!" (Deel 2)

“Ik bedoelde dat letterlijk!”

In het eerste voorbeeld van Trump zagen we al hoe je de verantwoordelijkheid voor een impliciete bedoeling van je woorden kunt ontkennen. Nederlandse voorbeelden van deze strategie zijn er ook volop. Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk de kwestie of Willen jullie meer of minder Marokkanen? wel of niet een vraag is. Wie zegt dat het een vraag is, beroept zich op de letterlijke betekenis zonder zich af te vragen welke bedoeling de spreker had met die vraag. Die bedoeling is echter wel relevant: waarom zou Wilders een vraag stellen waarop hij het antwoord al wist, en waarom zou Trump zijn persoonlijke gevoelens delen met Comey als die daar geen consequenties aan hoefde te verbinden?

In januari 2017 leidde een discussie over (onder andere) de impliciete bedoeling van een formulering zelfs tot het aftreden van een minister. Ard van der Steur had jaren daarvoor de woorden kwetsbare informatie gebruikt als commentaar bij een conceptbrief aan de Tweede Kamer. De informatie die Van der Steur als kwetsbaar beschouwde, betrof het bedrag dat betaald was aan drugscrimineel Cees H. in ruil voor zijn getuigenis. Dat bedrag verdween vervolgens uit de brief en volgens het parlement was dat ook precies wat Van der Steur wilde bereiken door het bedrag kwetsbare informatie te noemen. Van der Steur hield vol dat dat niet was wat hij bedoelde, maar hij overtuigde de kamer niet.

“Ik bedoelde dat niet letterlijk!”

Bij het reageren op een beschuldiging kun je ook precies het omgekeerde doen. Dan beweer je dat je een uitspraak juist niet letterlijk bedoelde en neem je alleen verantwoordelijkheid voor de impliciete bedoeling. Nog meer dan bij de eerste strategie ben je in zo’n geval gedwongen om te zeggen hoe je je uitspraak wél bedoelde. Was het bijvoorbeeld ironie? Zelfs als die er behoorlijk dik bovenop ligt, zoals toen Naema Tahir in AD voorstelde om het lidwoord het uit de Nederlandse taal te schrappen, kun je beschuldigd worden van een onacceptabele uitspraak door lezers die de ironie niet vatten. Met de verdediging dat het een grapje was ben je trouwens niet altijd overal vanaf: iedereen begreep dat Johan Derksen een grapje maakte toen hij zich afvroeg of de Zwarte Piet op een foto misschien Akwasi was, maar ook een grapje kan nog wel steeds een ‘fout’ grapje gevonden worden.

Akwasi zelf deed, nadat hij werd bekritiseerd voor zijn uitspraak tijdens een Black Lives Matterdemonstratie in juni 2020 dat hij de eerste Zwarte Piet die hij in november tegen zou komen ‘hoogstpersoonlijk op zijn gezicht zou slaan’ onder andere een beroep op metaforiek. Als ‘woordkunstenaar’ zou hij met deze woorden verwijzen naar de actiegroep Kick Out Zwarte Piet. Bovendien ervaart hij het zien van Zwarte Piet zelf elke keer als ‘een klap in zijn gezicht’- en dat moeten we natuurlijk ook niet letterlijk nemen. Als je zegt dat een uitspraak ironisch was, of een metafoor, ontken je verantwoordelijk te zijn voor de letterlijke betekenis van je woorden. Daarmee vormt deze verdediging dus precies het spiegelbeeld van de vorige techniek, waar Trump, Wilders en Van der Steur juist terugvielen op de letterlijke betekenis om de beschuldiging te pareren. Beide zijn voorbeelden van de tweede verdedigingslinie, waarin het steeds gaat om de juiste interpretatie van de (taal)daad. Daar is als gezegd nog een derde soort van.

“Dat is niet de letterlijke betekenis!”

Als je een ‘foute’ uitspraak wil verdedigen, kun je ook een meta-talige discussie beginnen over de letterlijke betekenis van de woorden die je hebt gebruikt. Nadat een filmpje was opgedoken waarin minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok Suriname een failed state noemde, verdedigde hij zich door te stellen dat hij op dat moment niet de ‘internationaal geaccepteerde definitie’ van die term hanteerde. Het bekendste voorbeeld van zo’n discussie over woordbetekenis is dat van Bill Clinton die had beweerd nooit seks te hebben gehad met Monica Lewinski. Toen hij van meineed werd beschuldigd, hield hij vol dat hij niet had gelogen, aangezien orale seks volgens hem niet onder de woordenboekdefinitie van seks viel. Vergelijkbaar maar iets onschuldiger: vorig jaar werd in De Bachelorette op Videoland gediscussieerd over de vraag of Jethro wel of niet loog toen hij zei dat hij met Gaby had gezoend. De cruciale vraag: is zoenen wel of niet met tong?

Bingo

In ons artikel in Argumentation maken we niet alleen bij de tweede linie maar bij alle vier de verdedigingslinies uit de klassieke retorica een onderscheid tussen beschuldigingen die de letterlijke betekenis van een uitspraak betreffen en beschuldigingen die over impliciete informatie gaan. Daarmee hebben we dan acht soorten gevallen, die in onderstaand schema zijn aangegeven als A t/m H.


Verdediging van ‘foute’ uitspraak
beschuldiging betreft

expliciete info
impliciete info
Ik heb dat nooit gezegd
A
B
Ik bedoelde daar iets anders mee
C
D
Verzachtende omstandigheden
E
F
Wie ben jij om mij te beschuldigen?
G
H

Wat schieten we hier mee op? Om te beginnen is zo’n schema een handige manier om grip te krijgen op alle beschuldigingen en verdedigingen over ‘discutabele’ uitspraken die bijna dagelijks het nieuws halen. En zoals het gaat met alle classificaties: op het moment dat je een geval uit het wild wil indelen in het schema, blijken er allerlei complexe gevallen te zijn die zich niet zo makkelijk in laten delen. Dat levert weer nieuwe, interessante vragen op.

Zoals: Hoe impliciet is dat verzoek van Trump aan Comey eigenlijk? Kan Trump hier redelijkerwijs een beroep doen op de letterlijke betekenis of gedraagt dit soort uitingen zich (in deze context) eerder alsof het expliciete opdrachten zijn? Over de cruciale vraag wanneer een verdediging van een ‘foute’ uitspraak redelijk is of nergens op slaat, hebben we ons hier niet uitgesproken – althans niet expliciet – maar in het artikel laten we zien dat de klassieke statusleer ook voor de beantwoording van die vraag een nuttig uitgangspunt is.

Originele tekst: “Dat bedoelde ik niet!” (neerlandistiek.nl)